1. Markeer vóór het bemonsteren de relevante monsterinformatie op het etiket van het bemonsteringsbuisje.
2. Volgens verschillende bemonsteringsvereisten werden monsters uit de nasopharynx genomen met een bemonsteringsstaafje.
3. Specifieke bemonsteringsmethoden zijn als volgt:
a) Neusuitstrijkje: steek de kop van het wattenstaafje voorzichtig in het neusgehemelte in het neuskanaal, blijf even staan en draai dan langzaam rond en ga naar buiten.Veeg het andere neusgat af met een ander wattenstaafje, dompel de kop van het wattenstaafje onder in de monsteroplossing en gooi de staart weg.
b) Faryngaal uitstrijkje: veeg de bilaterale keelamandelen en de achterwand van de keelholte af met een wattenstaafje.Dompel op dezelfde manier de kop van het wattenstaafje onder in de bemonsteringsoplossing en gooi de staart weg.
4. Plaats het wattenstaafje snel in het monsterbuisje.
5. Breek het gedeelte van het bemonsteringsstaafje dat hoger is dan het bemonsteringsbuisje en draai de buisafdekking vast.
6. De vers verzamelde klinische monsters worden binnen 48 uur bij 2 ℃ naar het laboratorium vervoerd~ 8 ℃.